De mortaliteit van dialysepatiënten is hoog: de helft van de patiënten die tussen hun 45e en 65e levensjaar start met dialyseren, overlijdt binnen vijf jaar. Van de totale groep dialysepatiënten overlijdt jaarlijks ongeveer 1 op de 6 patiënten.
Wanneer u nog een redelijke nierfunctie heeft, kunt u nog jaren leven. Als de nierfunctie lager is wordt dit anders. Dan zal dit variëren van weken tot maanden. Uw nefroloog of verpleegkundig specialist zal dit met u bespreken en uitleggen welke aspecten hiervan voor u van invloed zijn.
De meeste nierpatiënten overlijden uiteindelijk niet aan nierfalen. Ze overlijden aan andere aandoeningen. Bijvoorbeeld een longontsteking of een hartinfarct. Als u wel overlijdt aan nierfalen, raakt u bewusteloos en uiteindelijk in coma.
Tijdens het ouder worden neemt de nierfunctie geleidelijk af. Dit is een natuurlijk proces, vergelijkbaar met andere lichaamsfuncties. De vermindering van de nierfunctie start rond het 40e levensjaar en is ongeveer 0,4 procent per jaar.
Als de nieren het bloed niet meer goed kunnen zuiveren, stapelen afvalstoffen zich op in het lichaam. U kunt dan last krijgen van bijvoorbeeld misselijkheid, jeuk en een algeheel ziek gevoel. Uit onderzoek blijkt dat meestal het creatininegehalte in het bloed te hoog is en dat er minder creatine in de urine zit.
Veel mensen weten niet dat ze nierschade hebben
Klachten ontstaan vaak pas als de nierfunctie nog maar 30% is. Mensen met chronische nierschade hebben een verhoogd risico op nierfalen, en op overlijden door hart- en vaatziekten.
Als de werking van uw nieren langzaam achteruit blijft gaan, ontstaat uiteindelijk nierfalen. Wanneer u zich in het eindstadium van nierfalen bevindt, bespreken wij met u welke behandelingen mogelijk zijn: dialyse, transplantatie of een conservatieve behandeling.
Na het stoppen van dialyse zal de patiënt in het algemeen snel komen te overlijden. De levensverwachting na het staken van de dialyse is gemiddeld 8 dagen, met variaties van 1-2 dagen tot 2-3 weken (Murtagh 2007 (1)). Naast de comorbiditeit spelen de rest-nierfunctie en diurese hierbij een belangrijke rol.
Pijn komt voor bij 58% van de patiënten met een chronische nierziekte; 49% van de patiënten gradeert de pijn als matig of ernstig [Davison 2014].
Bij een normale nierfunctie is de eGFR (de 'e' staat voor 'estimated') gelijk aan of boven de 90 ml/min. Als de nierfunctie lager is dan 60 ml/min, is de nierfunctie verminderd. Vaak wordt een percentage gebruikt. Bij een eGFR van 60 ml/min werken de nieren nog voor zo'n 60%.
In de laatste fase van je leven kun je palliatieve terminale zorg krijgen. Deze fase begint als de arts inschat dat je nog ongeveer 3 maanden te leven heeft. De laatste fase kan in werkelijkheid ook (veel) korter of langer duren.
Als nierpatiënt komt er soms veel op je af. Door lichamelijke klachten en intensieve medische behandeling wordt het vermogen van nierpatiënten om te (blijven) werken ernstig beperkt. Desondanks schiet begeleiding hierin vaak tekort. Sinds 2021 bestaat het BAAN-project in het UMCG.
De mortaliteit van dialysepatiënten is hoog: de helft van de patiënten die tussen hun 45e en 65e levensjaar start met dialyseren, overlijdt binnen vijf jaar. Van de totale groep dialysepatiënten overlijdt jaarlijks ongeveer 1 op de 6 patiënten.
Patiënten met nierfalen hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Daarbij spelen enerzijds de bekende risicofactoren een rol, zoals roken, hypertensie, verhoogde bloedspiegels van cholesterol en vetten, overgewicht en suikerziekte.
Ernstige vormen van chronische nierschade hebben een enorme impact op het leven en de levensduur van patiënten en op de zorgkosten voor de maatschappij. Mensen realiseren zich vaak te weinig dat zij risico lopen nierschade te ontwikkelen.
Een 20-jarige patiënt met nierfalen die dialyseert, heeft een resterende levensverwachting die vergelijkbaar is met die van een gezonde 65-jarige (namelijk nog 20 jaar).
In veel landen is de helft of meer van alle dialysepatiënten 65 jaar of ouder. Wereldwijd lijden steeds meer oudere patiënten aan een verminderde nierfunctie of nierziekte in een eindstadium. Dit kan worden behandeld met een niertransplantatie of dialyse.
Als u een nierziekte heeft en uw nieren werken voor minder dan 10%, kunt u in aanmerking komen voor nierfunctievervangende therapie. Dit kan een niertransplantatie zijn, maar ook dialyse.
De meest opvallende klacht is de vermindering van de urineproductie. Je gaat plots abnormaal weinig plassen, minder dan 400 ml per dag. Maar het kan ook zijn dat je nog normaal kunt plassen. Het plots volledig uitvallen van het plassen is meestal te wijten aan een verstopping.
Sommige mensen met ernstig nierfalen voelen zich koud zonder dat ze bloedarmoede hebben. Wanneer afvalstoffen zich ophopen in de hersenen, kunnen uw geheugen en concentratie minder worden. Dit gebeurt pas in de allerlaatste fase van ernstig nierfalen.
Ze houden het vochtgehalte in je lichaam op peil. Wanneer je teveel vocht in je lichaam hebt (bijvoorbeeld doordat je veel hebt gedronken) zorgen je nieren ervoor dat je dat teveel aan vocht kwijtraakt door meer urine te maken. Je moet dan vaker plassen en je plas ziet lichter van kleur.
Met één gezonde nier kun je prima leven. De overgebleven nier neemt het werk van de weggehaalde nier voor een deel over. Je totale nierfunctie is dan zo'n 65 tot 75% van toen je nog twee nieren had. Dat is ruim voldoende.
Een bloedstolsel kan bijvoorbeeld terechtkomen in een bloedvat naar de nieren, waardoor het bloedvat plotseling afgesloten wordt (een nierinfarct). Het achterliggende nierweefsel krijgt dan geen bloed meer en sterft af.