De nerven zorgen voor de stevigheid van het blad en voor het transport van water en voedingsstoffen.
Turgor is verantwoordelijk voor de stevigheid van planten. Deze hebben namelijk in tegenstelling tot dieren een celwand om de cel, die als de cel water opneemt door tegendruk stevigheid verleent aan de plant. Het water dat nodig is voor turgor wordt door de wortels van de plant opgenomen.
Dit hebben de bladeren nodig voor fotosynthese (zie het kopje Fotosynthese). Wat er tussen de bladnerven ligt heet het bladmoes. In het bladmoes liggen bladgroenkorrels. Deze zorgen ervoor de plant groen is en zorgen voor fotosynthese.
In de meeste gevallen hebben planten één hoofdwortel en zijwortels. Met deze wortels zorgt de plant voor stevigheid. Op deze wortels zitten wortelharen en die zorgen voor de opname van water en voedingsstoffen.
houtvaten in het blad, stengel of wortel.
Bij een houtachtige plant heb je te maken met sterke stengels/een stam. In deze stengels zit de stof hout, dit zorgt voor stevigheid. Houtachtige planten worden meestal groot.
Houvaten bestaan uit boven elkaar liggende dode houtcellen. De dikke verticale celwand van houcellen bestaan ui de stoffen cellulose en houtstof. Deze stoffen geven houtvaten stevigheid. Bastvaten bestaan uit boven elkaar liggende levende cellen.
Plantencellen en schimmelcellen hebben evenals de bacterien een celwand. Deze celwand geeft stevigheid aan de cellen en dus aan het gehele organisme. Dierlijke cellen hebben geen celwand. Dierlijke weefsels moeten hun stevigheid dan ook halen uit de tussencelstof.
Het skelet geeft steun, vorm en stevigheid aan het lichaam. Het skelet beschermt de inwendige organen, zoals de schedel de hersenen, de ruggenwervels het ruggenmerg en de borstkas het hart en de longen. De botten van het skelet bieden aanhechtingsplaatsen voor de spieren.
De nerven zorgen voor de stevigheid van het blad en voor het transport van water en voedingsstoffen. Al het materiaal dat tussen de nerven ligt, noemen we het bladmoes.
Valt het op dat het altijd de onderste bladeren zijn die slap worden en uitvallen? Dan krijgt je plant te weinig daglicht. Geef je plant een mooi plekje in het licht en het zal al snel beter gaan. Vermijd wel de volle zon, dan kunnen de bladeren juist weer verbanden.
Twee functies van de stengel: Dragen van de bladeren en bloemen. Transport van water met opgeloste voedingsstoffen door de plant > via de vaten.
De geproduceerde glucose moet vanuit de bladeren naar de wortels gebracht worden als reserve voor in de winter. Dit stoffentransport vindt plaats in de vaatbundels van de plant. Houtvaten vervoeren water en mineralen naar de bladeren, bastvaten transporteren glucose naar de wortels.
De wortels zorgen ervoor dat de plant stevig in de bodem zit en water en voedingsstoffen uit de bodem kan opnemen. Water en voedingsstoffen worden opgenomen via de wortelharen, de kleinste vertakkingen van de wortels. Vanaf de wortels stroomt het water, samen met de voedingsstoffen, naar de plekken waar ze nodig zijn.
Met een plantensteun kun je ervoor zorgen dat je planten niet snel gaan hangen en vervallen raken. Plantensteunen zijn er in veel verschillende vormen. Op deze manier kun je ze trainen om op een natuurlijke manier omhoog te groeien. Geef je planten houvast en vorm met een plantensteun.
Kruidachtige planten halen hun stevigheid uit de turgor opgebouwd in de cellen. Een kruidachtige plant of kruid is een plant die niet of in zeer geringe mate verhout is en geen (of nauwelijks) diktegroei kent; ze heeft geen stam of takken die jaarlijks dikker worden.
Celwand: stevig laagje om cel heen.
Bij plantaardige cellen ligt om de celmembraan nog een extra stevige laag: de celwand. De celwand en vacuolen, blaasjes, die zijn gevuld met vocht, zorgen uiteindelijk voor de stevigheid.
De epidermis bestaat voornamelijk uit speciale huidcellen genaamde de keratinocyten. De keratinocyten worden in de onderste laag (de basale laag) gevormd en schuiven van daaruit langzaam naar boven. Geleidelijk gaan ze over in een dode verhoornde cellaag, de hoornlaag, waar de cellen steeds losser tegen elkaar liggen.
De celwand in de plantaardige cel vormt een extra laagje om het celmembraan. De celwand bestaat uit de taaie stof cellulose en geeft hiermee veel stevigheid aan de cel. Dit zorgt er dan ook voor dat een plantaardige cel steviger is dan een dierlijke cel.
Plantencellen bevatten bladgroenkorrels. Deze bladgroenkorrels drijven vrij in het cytoplasma van de plantaardige cel. De bladgroenkorrels zorgen ervoor de de plantencel zich kan voeden. De plant neemt koolstofdioxide via de huidmondjes op en water via de wortels.
Chloroplasten, of bladgroenkorrels, hebben een belangrijke functie bij de fotosynthese in een organisme. In de bladgroenkorrels wordt de lichtenergie uit zonlicht opgevangen en gebruikt om suikers te maken.
Plantencellen worden omgeven door een celwand. Daardoor verkrijgt een plant zijn stevigheid.
Een knop in een bladoksel waaruit zich een scheut of een loot ontwikkelt die uitsluitend bladeren draagt. okselknop = Okselknop bij de Populus tremula is een knop in de bladoksel; d.i. de ruimte tussen een bladsteel en een stengel. Uit een okselknop kan een stengel of een bloem groeien.
Planten nemen water op met hun wortels en verdampen het weer via het blad. In de nacht zijn de poriën van het blad dicht en verdampt een plant geen water. Maar de wortels nemen nog wel water op, waardoor er een overdruk van vocht in de plant ontstaat.